Strijd
Jacht op de Bismarck
De Bismarck, het vlaggenschip van de Duitse Kriegsmarine, is eigenlijk maar anderhalve week echt in de strijd geweest.
De Bismarck en haar zusterschip de Tirpitz waren de grootste slagschepen van Duitsland en in de Tweede Wereldoorlog ook de grootste van Europa. Ze maten 41.700 ton, waren 250 meter lang en voeren met drie stoomturbines ruim 30 knopen. Ze waren bewapend met acht kanonnen van 15 inch (38 cm) en 56 kanonnen van kleiner kaliber. Ze hadden vier verkenningswatervliegtuigjes aan boord. Dankzij hun breedte waren ze zeer stabiel. Een nadeel was hun gebrekkige bestuurbaarheid bij lage snelheden, een euvel dat meer slagschepen hadden.
Het vlaggenschip Bismarck, genoemd naar de vader van de Duitse eenwording Otto von Bismarck (1815 - 1898), kwam in augustus 1940 in de vaart en nam alleen van 18 tot 27 mei 1941 deel aan de oorlog. Dat gebeurde in wat de Zeeslag in de Straat Denemarken is geen heten. Toen slaagde de Bismarck erin samen met de zware kruiser Prinz Eugen binnen tien minuten de Britse slagkruiser Hood tot zinken te brengen en later het slagschip Prince of Wales zoveel schade toe te brengen dat dit zich uit de strijd moest terugtrekken. Het was een duidelijke Duitse overwinning, maar de Bismarck raakte zelf ook flink beschadigd en begon olie te verliezen, wat het einde van dit machtige slagschip inluidde.
Vergelding
De verwoesting van de Hood, die twintig jaar lang de trots van de Navy was geweest, riep buitengewoon sterke tegenreacties op bij de Britten. Een meedogenloze vergeldingsactie kwam tot stand. Na lang zoeken wist een Britse Sunderland aan de hand van de olievlek de positie van de Bismarck te achterhalen. Drie dagen lang werd het Duitse slagschip achtervolgd door tientallen Britse oorlogsschepen en vliegtuigen. Bijna thuis in Saint-Nazaire in bezet Frankrijk werd de Bismarck bestookt door zestien Fairey Swordfish torpedobommenwerpers van het Britse vliegdekschip Ark Royal, tamelijk ouderwetse maar nog behoorlijk effectieve dubbeldekkers. Een van de afgeworpen torpedo’s trof doel en maakte de Bismarck op 26 mei stuurloos.
De volgende dag kwamen de Britse slagschepen Rodney en King George V en twee zware kruisers de genadeklap toebrengen, 650 kilometer ten westen van Brest. Daar waren overigens meer dan zevenhonderd granaatschoten van dichtbij met de hoofdbatterijen voor nodig, want de Bismarck verdedigde zich fel met alles wat ze in zich had. Uiteindelijk brachten de Duitsers de Bismarck zelf tot zinken om te voorkomen dat de Britten aan boord kwamen en geheime constructiedetails vonden.
Van de 2200-koppige bemanning overleefden slechts 116 man. 111 van hen (en, curieus genoeg, mogelijk een kat) werden opgepikt door Britse schepen, maar die sloegen op de vlucht na een U-bootalarm toen er nog honderden drenkelingen in het water lagen. De volgende ochtend wist een U-boot nog drie man te redden en werden twee anderen opgepikt door een Duits weerschip.
Kantelpunt
De Duitse marine bleef urenlang ongewis van het verlies van hun vlaggenschip en raakten pas op de hoogte door een bericht van het Britse persbureau Reuters. De ondergang van de Bismarck was een kantelpunt in de oorlog op zee: Duitse slagschepen waagden zich vanaf dat moment niet meer op de Atlantische Oceaan.
De Bismarck was fier strijdend ten onder gegaan, dat erkenden ook de Britten. Vlootadmiraal John Tovey zei: ‘De Bismarck heeft een dappere strijd gestreden tegen een onmogelijke overmacht, op een manier die herinnert aan het beste van de Keizerlijke Marine van weleer. Ze is ten onder gegaan met vliegend vaandel.’
Wrak
In 1989 werd met behulp van onderwaterrobots het vrij gave wrak van de Bismarck ontdekt door Robert Ballard, de man die ook de overblijfselen van de Titanic had gevonden. De Bismarck lag bijna 5 kilometer (!) diep. James Cameron, de regisseur van de Hollywood-kaskraker Titanic, maakte hierover in 2002 de bekroonde documentaire Expedition: Bismarck.